Meneer X was gedurende een aantal jaren bestuur van bedrijf A BV. In die periode heeft hij fraude gepleegd door gelden van A BV voor eigen gewin aan te wenden. Dat geld werd onder andere besteed voor de verbouwing van woningen die hij samen met zijn vrouw bezat. Zij waren niet in gemeenschap van goederen gehuwd. Voor deze fraude werd gebruik gemaakt van een bankrekening die op naam van de vrouw stond en een bankrekening van bedrijf Y BV. De heer X en zijn vrouw waren allebei aandeelhouder en bestuurder van Y BV.
In de procedure bij het Gerechtshof Den Haag was de positie van de echtgenote aan de orde. A BV had drie grondslagen aangevoerd voor de aansprakelijkheid van de echtgenote.
Groepsaansprakelijkheid - afgewezen
Als mensen samen met anderen schade veroorzaken, dan is iedere persoon uit die groep hoofdelijk aansprakelijk en verplicht om de volledige schade te vergoeden. Dit heet ‘groepsaansprakelijkheid’. A BV vond dat de echtgenote mede aansprakelijk was, omdat zij samen met haar echtgenoot, die de fraude feitelijk pleegde, tot een groep behoorde. Het hof wees deze aansprakelijkheidsgrond af, omdat niet duidelijk was geworden op welke wijze de vrouw had bijgedragen aan de fraude en wat zij had moeten nalaten om de kans op het toebrengen van schade te verminderen. Dat voor de fraude ook gebruik werd gemaakt van een bankrekening die op haar naam stond, was daarvoor niet voldoende, omdat niet was gebleken dat deze rekening speciaal voor dit doel was geopend.
Ongerechtvaardigde verrijking - toegewezen
Het hof houdt de vrouw wel mede aansprakelijk op grond van ongerechtvaardigde verrijking. De van fraude afkomstige gelden waren aangewend ten behoeve van onroerende zaken die mede aan de vrouw toebehoren. Bij onroerende zaken is de eigenaar niet alleen verrijkt als het pand in waarde is gestegen, maar ook indien en voor zover hij zich de uitgaven voor een verbouwing heeft bespaard.
Bestuurdersaansprakelijkheid - toegewezen
De heer X gebruikte voor de fraude de bankrekening van Y BV. De kennis van de heer X over de fraude wordt aan Y BV toegerekend en daarom was ook Y BV voor de fraude aansprakelijk. De heer X en zijn echtgenote waren allebei bestuurder van Y BV. Als bestuurder had zij voldoende toezicht moeten houden op de taakuitoefening van haar medebestuurder. Iedere bestuurder dient een zekere mate van betrokkenheid te vertonen als het gaat om de vermogenstoestand van de vennootschap. Het verweer dat er een interne taakverdeling was afgesproken op grond waarvan de vrouw zich niet met financiële zaken zou bezighouden, werd door het hof verworpen, omdat het bestaan van die taakverdeling niet was aangetoond. Ook het verweer dat de vrouw geen financiële achtergrond had, vond geen genade. Van een bestuurder mag worden verwacht dat hij op zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult. Eigen onkunde is geen geldig excuus voor onbehoorlijk bestuur.