Soms lees je een rechterlijke uitspraak die schuurt met je rechtsgevoel. Dat overkwam mij toen ik deze uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenboschdeze uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch las. Hoewel het hof de eisen op juridische gronden terecht had afgewezen, voelde uitkomst voor mij toch enigszins onbevredigend.
Vriendendienst
De zaak betrof een geldlening tussen twee vrienden. Vriend A (hierna Anton) had dringend geld nodig, en vroeg vriend B (hierna Bertus) of hij hem dat kon lenen. Hij moest wat privéproblemen oplossen en had het geld maar voor een maand of drie à vier nodig. Daarna zou hij het weer terugbetalen. Bertus wilde wel helpen, maar had het benodigde bedrag ook niet liggen. Een derde persoon wilde dit wel aan Bertus uitlenen, zodat die dat kon doorlenen aan Anton. Als zekerheid moest Bertus hiervoor wel een hypotheek afsluiten op zijn woonhuis. De afspraken over de geldlening tussen Anton en Bertus werden echter niet op papier gezet.
Ruim tien jaar na de lening verrichtte Anton enkele geringe deelbetalingen aan Bertus. Niet lang daarna vroeg Bertus om terugbetaling van de restantlening en begon hij een juridische procedure. In die procedure erkende Anton de lening, maar betwistte hij wel de hoogte daarvan. Toch wilde hij het restant van het wel door hem erkende leningsbedrag niet terugbetalen. Hij beriep zich daarvoor op verjaring.
Verjaring
Het hof geeft Anton gelijk en oordeelt dat de rechtsvordering van Bertus tot terugbetaling van de lening (welk bedrag dat ook was geweest) is verjaard. In de procedure had Bertus namelijk zelf aangevoerd dat de vrienden hadden afgesproken dat Anton de lening binnen een drie à vier maanden zou terugbetalen. De verjaring is dus vier maanden na het verstrekken van de lening gaan lopen. Omdat deze verjaring niet tussentijds was gestuit, verjaarde de vordering tot terugbetaling vijf jaar later. Verjaring betekent dat de terugbetaling van de lening niet meer via de rechter kan worden afgedwongen.
‘Ja maar’, zei Bertus, ‘uit de deelbetalingen volgt toch dat Anton de lening heeft erkend? Dan moet hij toch terugbetalen?’ Die vlieger ging echter niet op, onder meer omdat de deelbetalingen pas gedaan waren nadat de rechtsvordering al was verjaard.
Rechtvaardig?
Bertus kwam van een koude kermis thuis. Hij had zijn vriend geholpen door een geldlening te geven, waarvoor hij zichzelf in de schulden had gestoken. Hij had zijn vriend ook nog eens ruim de tijd gegeven om de lening terug te betalen. Maar toen hij zijn (vermoedelijk voormalige) vriend via de rechter tot terugbetaling wilde dwingen, bleek de vordering verjaard te zijn.
Hoewel ik op het eerste gezicht deze uitkomst voor Bertus uitermate onbevredigend vond, is deze uitkomst toch rechtvaardig. Een schuldenaar (Anton) mag namelijk niet te lang in onzekerheid blijven of hij ooit nog in rechte aangesproken kan worden om zijn schuld te betalen. Blijft een schuldeiser (Bertus) te lang stilzitten, dan moet het belang van de schuldenaar op zekerheid over zijn rechtspositie prevaleren. Om die reden kent de wet voor diverse rechtsvorderingen allerlei verjaringstermijnen. Voor een rechtsvordering tot terugbetaling van een lening is die termijn vijf jaar. Met deze termijn heeft de wetgever een evenwicht willen bereiken tussen het belang van de schuldeiser op terugbetaling en het belang van de schuldenaar op zekerheid.
Stuiting
Bertus heeft dus vijf jaar de tijd gehad om Anton aan te sporen om tot betaling over te gaan. Bovendien had hij de mogelijkheid om die vijfjaarstermijn keer op keer te verlengen. Hij had de verjaring dan moeten stuiten, zoals de wet dat bepaalt. Voor stuiting van de verjaring is een schriftelijke mededeling nodig waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Deze schriftelijke mededeling (stuitingsbrief) moet bovendien een voldoende duidelijke waarschuwing inhouden dat de schuldenaar ook na de verjaringstermijn er rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, die hij zou willen gebruiken voor zijn verweer tegen de vordering van de schuldeiser. Met zo’n stuitingsbrief gaat er een nieuwe verjaringstermijn lopen. Tegen het einde daarvan kan de schuldeiser desgewenst opnieuw een stuitingsbrief sturen.
Bertus had nooit een stuitingsbrief gestuurd. Wel had hij naar eigen zeggen diverse gesprekken met zijn vriend gevoerd over de terugbetaling. Maar voor een stuiting van de verjaringstermijn is dat niet voldoende. Het is natuurlijk wel zuur voor Bertus want het is heel begrijpelijk dat hij deze regels niet kende.
Tips
Bertus leerde hiermee een harde les. Als hij ooit nog een keertje een vriend te hulp schiet met een lening doet hij er verstandig aan om de volgende aandachtpunten in acht te nemen:
- Vraag juridisch advies
- Leg de afspraken schriftelijk vast
- Bewaak de termijn voor terugbetaling
- Stuur tijdig een stuitingsbrief