Wat komt er allemaal kijken bij een algemene vergadering van aandeelhouders? Deel 2: bijeenroeping vergadering

Wat komt er allemaal kijken bij een algemene vergadering van aandeelhouders? Deel 2: bijeenroeping vergadering

In een BV (besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) hebben de aandeelhouders het uiteindelijk voor het zeggen. Zij beslissen over de belangrijkste onderwerpen, zoals – om er maar een paar te noemen – de benoeming en ontslag van bestuurders, uitkering van dividend, statutenwijziging en liquidatie.

Die besluitvorming door de aandeelhouders vindt plaats in de algemene vergadering van aandeelhouders, ook wel gewoon algemene vergadering genoemd, of AvA. Dat is niet alleen een bijeenkomst waarin vergaderd wordt en besluitvorming plaatsvindt, maar ook een orgaan van de vennootschap, waaraan specifieke bevoegdheden toekomen. Zie het maar als het parlement van de vennootschap.

Er komt aardig wat kijken bij het houden van de algemene vergadering van aandeelhouders. Vragen die daarbij opkomen zijn: hoe vaak moet er vergaderd worden, wie moet of mag een algemene vergadering bijeenroepen, waaraan moet de oproeping voldoen? Maar ook: wie moeten er worden uitgenodigd en wie hebben er stemrecht? En, hoe zit het met elektronische vergaderingen en besluitvorming buiten vergadering? Voor de geldigheid van de genomen besluiten is het belangrijk dat de formaliteiten in acht genomen worden. Die liggen vast in de wet en de statuten.

In de komende periode zal ik door middel van verschillende blogartikelen diverse belangrijke stappen in dit proces nader toelichten. In dit tweede blog hierover behandel ik hoe de bijeenroeping algemene vergadering moet plaatsvinden.

Vraag: Wie roept de algemene vergadering van aandeelhouders bijeen?

Het bestuur en de raad van commissarissen zijn altijd bevoegd een algemene vergadering bijeen te roepen

De wet zegt dat zowel het bestuur als de raad van commissarissen bevoegd zijn de algemene vergaderingen van aandeelhouders (ook wel algemene vergadering of AvA) bijeen te roepen. Dat staat in artikel 219 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (meestal genoteerd als art. 2:219 BW).

Voordat een algemene vergadering uitgeschreven wordt, moet er wel eerst een besluit worden genomen door het bestuur / de raad van commissarissen om een algemene vergadering te houden. Daarvoor is nodig dat alle bestuurders / commissarissen in de gelegenheid gesteld worden om deel te nemen aan de beraadslagingen daarover. Als het bestuur een besluit moet nemen, in dit geval het besluit om een algemene vergadering bijeen te roepen, dan moeten alle bestuurders hun zegje kunnen doen. Voor een besluit van de raad van commissarissen geldt uiteraard hetzelfde. De Hoge Raad heeft dit al in 1968 uitgemaakt in het zogenaamde Wijsmuller-arrest. Dit is uiteraard alleen van belang als het bestuur of de raad van commissarissen uit meer personen bestaat.

De statuten kunnen de bevoegdheid om een algemene vergadering bijeen te roepen ook toekennen aan anderen

De statuten kunnen de bevoegdheid om een algemene vergadering uit te schrijven ook toekennen aan anderen dan het bestuur en/of raad van commissarissen. Vaak wordt in de statuten bepaald dat ook iedere afzonderlijke bestuurder of commissaris bevoegd daartoe bevoegd is. Dat heeft als voordeel dat dan niet eerst door het bestuur of de raad van commissarissen een besluit genomen moet worden om zo’n vergadering bijeen te roepen. Als een bijvoorbeeld een meerderheid van het bestuur niet wil dat er een algemene vergadering wordt gehouden kunnen bestuurders die dat wel willen toch een algemene vergadering uitschrijven.

Het komt ook wel voor dat de statuten deze bevoegdheid toekennen aan aandeelhouders. Voor minderheidsaandeelhouders die niet tevens een zetel hebben in het bestuur of de raad van commissarissen kan dat een belangrijk middel zijn om hun belangen te waarborgen.

Bijeenroeping op verzoek van aandeelhouders

Als aandeelhouders in de statuten niet zelf het recht hebben gekregen om een algemene vergadering te beleggen, dan kunnen zij aan het bestuur en/of aan de raad van commissarissen verzoeken een algemene vergadering bijeen te roepen. Dat staat in art. 2:220 BW.

De aandeelhouder(s), die dit wil(len) moet(en) (gezamenlijk) ten minste 1 % van alle geplaatste aandelen bezitten. In de statuten kan deze 1%-drempel op een lager niveau gesteld worden. Het verzoek moet schriftelijk of elektronisch gedaan worden en een nauwkeurige opgave bevatten van de te behandelen onderwerpen. Het verzoek mag alleen afgewezen worden als het verzoek botst met een zwaarwichtig belang van de vennootschap. Zo niet, dan moet de algemene vergadering binnen vier weken na het verzoek gehouden worden. In de statuten kan hiervoor een kortere termijn bepaald zijn.

Wordt het verzoek niet ingewilligd, dan kunnen de aandeelhouders bij de voorzieningenrechter een verzoek indienen om te worden gemachtigd zelf een algemene vergadering bijeen te roepen.  Zie art. 2:221 BW. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af als een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich tegen het houden van een algemene vergadering verzet.

Bij toewijzing van het verzoek bepaalt de rechter de vorm en de termijn voor de oproeping tot de algemene vergadering. De rechter kan ook iemand aanwijzen die met de leiding van de vergadering wordt belast.

Degenen die geen aandelen bezitten, maar wel een vergaderrecht hebben, hebben de hier beschreven rechten ook. Wat het vergaderrecht is en wie die andere vergadergerechtigden kunnen zijn, wordt in deel 4 van deze serie uitgelegd.

Als geen jaarlijkse algemene vergadering (of andere verplichte vergadering van de aandeelhouders) wordt gehouden, kan iedere aandeelhouder en iedere vergadergerechtigde aan de voorzieningenrechter vragen om te worden gemachtigd de algemene vergadering bijeen te roepen. Hiervoor geldt geen minimum percentage aandelen dat zo’n aandeelhouder moet hebben. Iedere aandeelhouder heeft dit recht. Dit is geregeld in art. 2:222 BW.

Vraag: Hoe moet een algemene vergadering bijeengeroepen worden?

In beginsel worden algemene vergaderingen schriftelijk bijeengeroepen door middel van oproepingsbrieven. Hierin worden in ieder geval de datum, tijdstip en plaats vermeld. De te behandelen onderwerpen worden ofwel in deze brief, ofwel in een meegestuurde agenda vermeld. Aan het opstellen van de agenda wordt het volgende deel van deze serie aandacht besteed. 

De oproepingsbrieven moeten worden gestuurd aan de aandeelhouders en andere vergadergerechtigden die in het aandeelhoudersregister staan vermeld. Zie hiervoor art. 2:223 BW. Het up to date houden van dit aandeelhoudersregister is dus belangrijk.

Indien een aandeelhouder (of andere vergadergerechtigde) daarmee instemt, mag de oproeping ook per e-mail gebeuren op een adres dat de aandeelhouder (of andere vergadergerechtigde) hiervoor aan de vennootschap heeft opgegeven. De statuten kunnen de mogelijkheid van elektronische oproeping overigens uitdrukkelijk uitsluiten.

Termijn van oproeping

De oproeping moet uiterlijk op de 8ste dag vóór de dag van de vergadering verzonden worden. Dit staat in art. 2:225 BW. Als deze termijn niet in acht genomen is, of als er geen oproeping heeft plaats gehad, dan kunnen er geen geldige besluiten genomen worden, tenzij:

  1. alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat besluitvorming plaatsvindt
  2. de bestuurders en de commissarissen voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen

De statuten kunnen niet een kortere, maar wel een langere termijn voorschrijven. In die gevallen moet de langere statutaire termijn aangehouden worden.

In oudere statuten staat vaak een termijn van 15 dagen. De wettelijke oproepingstermijn is per 1 oktober 2012 teruggebracht van 15 naar 8 dagen. Als er geen redenen zijn om aan te nemen dat in die oudere statuten bewust deze termijn op 15 dagen is gezet, mag men aannemen dat men toen heeft willen aansluiten bij de vroeger geldende wettelijke minimumtermijn van 15 dagen. In die gevallen is de termijn voor oproeping thans 8 dagen, omdat met bij de invoering van de nieuwe wet in 2012 heeft bepaald dat de 8-dagentermijn van toepassing is op alle vergaderingen die worden gehouden na inwerkingtreding van de nieuwe wet.

Plaats van de vergadering

De statuten kunnen vermelden in welke plaats of plaatsen algemene vergaderingen kunnen worden gehouden. Dat mag ook een plaats buiten Nederland zijn.  Wanneer in de statuten geen plaats is genomend, dan moet de vergadering worden gehouden in de gemeente waar de vennootschap haar statutaire zetel heeft. 

Een vergadering kan wel in een andere plaats dan is voorgeschreven, gehouden worden indien:

  1. alle vergadergerechtigden hebben ingestemd met deze afwijkende plaats van de vergadering, én
  2. de bestuurders en de commissarissen voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen over de geagendeerde besluiten.

Waarom is het zo belangrijk om je netjes aan de bovengenoemde regels te houden?

Het niet correct bijeenroepen van de vergadering kan tot gevolg hebben dat besluiten ongeldig verklaard (vernietigd) worden. Om problemen te voorkomen, is het dus verstandig om ervoor te zorgen dat de bijeenroeping van de vergaderingen op de juiste wijze wordt uitgevoerd.

Lees ook de andere artikelen in deze serie:

Deel 1: Hoe vaak moeten aandeelhouders vergaderen

Deel 3: De agenda

Deel 4: Vergaderrecht en vergadergerechtigden 

Deel 5: Elektronisch vergaderen

Deel 6: Stemrecht en besluitvorming

Deel 7: De notulen

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Wat komt er allemaal kijken bij een algemene vergadering van aandeelhouders? Deel 1: hoe vaak moeten aandeelhouders vergaderen?

Wat komt er allemaal kijken bij een algemene vergadering van aandeelhouders? Deel 1: hoe vaak moeten aandeelhouders vergaderen?

In een BV (besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) hebben de aandeelhouders het uiteindelijk voor het zeggen. Zij beslissen over de belangrijkste onderwerpen, zoals – om er maar een paar te noemen – de benoeming en ontslag van bestuurders, uitkering van dividend, statutenwijziging en liquidatie.

Die besluitvorming door de aandeelhouders vindt plaats in de algemene vergadering van aandeelhouders, ook wel gewoon algemene vergadering genoemd, of AvA. Dat is niet alleen een bijeenkomst waarin vergaderd wordt en besluitvorming plaatsvindt, maar ook een orgaan van de vennootschap, waaraan specifieke bevoegdheden toekomen. Zie het maar als het parlement van de vennootschap.

Er komt aardig wat kijken bij het houden van de algemene vergadering van aandeelhouders. Vragen die daarbij opkomen zijn: hoe vaak moet er vergaderd worden, wie moet of mag een algemene vergadering bijeenroepen, waaraan moet de oproeping voldoen? Maar ook: wie moeten er worden uitgenodigd en wie hebben er stemrecht? En, hoe zit het met elektronische vergaderingen en besluitvorming buiten vergadering?

Voor de geldigheid van de genomen besluiten is het belangrijk dat de formaliteiten in acht genomen worden. Die liggen vast in de wet en de statuten.

In de komende periode zal ik door middel van verschillende blogartikelen diverse belangrijke stappen in dit proces nader toelichten. In dit eerste blog hierover behandel ik de vraag hoe vaak een algemene vergadering moet plaatsvinden. 

Vraag: Hoe vaak moeten de aandeelhouders vergaderen?

Dat hangt er natuurlijk van af hoe vaak er binnen de BV onderwerpen spelen waarbij de algemene vergadering van aandeelhouders een rol heeft. Omdat het bestuur ieder jaar met een jaarrekening en bestuursverslag verantwoording aflegt aan de aandeelhouders, waarover de aandeelhouders iets moeten vinden, zullen de aandeelhouders dus minimaal eenmaal per jaar bijeen moeten komen om deze te bespreken en een besluit over de vaststelling daarvan te nemen.

Artikel 218 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (dat ook kan worden genoteerd als: art. 2:218 BW) bepaalt daarom dat in beginsel tijdens ieder boekjaar ten minste één algemene vergadering wordt gehouden. Hierop zijn twee uitzonderingen mogelijk.

Uitzondering 1: Alle aandeelhouders zijn bestuurders 

Als iedere aandeelhouder ook bestuurder van de BV is, is het natuurlijk niet zinvol dat de aandeelhouders nog eens specifiek over de door het bestuur opgemaakte jaarrekening een besluit nemen. Want als alle bestuurders het met de jaarrekening eens zijn, en die hebben ondertekend, zullen ook alle aandeelhouders het met de jaarrekening eens zijn. Daarom bepaalt de wet dat als in een dergelijk geval de jaarrekening is ondertekend door alle bestuurders (en commissarissen als die er zijn), daarmee de jaarrekening ook gelijk is vastgesteld door de algemene vergadering van aandeelhouders. Wel moeten ook alle andere vergadergerechtigden (wie kunnen dat zijn, wordt in een van deel 4 van deze serie uitgelegd) kennis hebben kunnen nemen van de jaarrekening, en ermee hebben ingestemd dat op deze wijze besluitvorming over de jaarrekening plaatsvindt. Dit wordt geregeld in art. 2:210 lid 5 BW. En in dat geval is dan geen aparte vergadering van aandeelhouders meer nodig.

Uitzondering 2: Besluitvorming door de algemene vergadering buiten vergadering 

Aandeelhouders kunnen ook besluiten nemen, zonder dat zij daarvoor in een vergadering bijeen komen. Dat wordt geregeld in art. 2:238 BW. Hoe deze besluitvorming buiten vergadering werkt wordt uitgelegd in deel 7 van deze serie.

Antwoord: minimaal eenmaal per jaar

Aangezien het bestuur ieder jaar een jaarrekening moet voorleggen aan de algemene vergadering, zal dus minimaal eenmaal per jaar vergaderd moeten worden. Maar er mag ook buiten vergadering een besluit over de jaarrekening genomen worden. En als alle aandeelhouders ook bestuurders zijn en bovendien aan enkele andere eisen is voldaan, is het ondertekenen van de jaarrekening door de bestuurders (en commissarissen) ook voldoende.

Zijn er in een jaar ook andere onderwerpen aan de orde, waarover de algemene vergadering op grond van de wet of de statuten iets te zeggen heeft, dan kan het natuurlijk nodig zijn dat er vaker een vergadering wordt gehouden.

Is uw vraag nog niet beantwoord of hebt u behoefte aan advies, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Lees ook de andere artikelen in deze serie:

Deel 2: Het bijeenroepen van de algemene vergadering van aandeelhouders

Deel 3: De agenda

Deel 4: Vergaderrecht en vergadergerechtigden

Deel 5: Elektronisch vergaderen

Deel 6: Stemrecht en besluitvorming

Deel 7: De notulen

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

One- or two-tier board?

One- or two-tier board?

Sinds 2013 is het voor NV's en BV's mogelijk om in plaats van het bekende two-tier model (bestaande uit een bestuur en een Raad van Commissarissen / Raad van Toezicht) met een one-tier board te werken. En vanaf 1 juli 2021 wordt dit ook mogelijk voor verenigingen en stichtingen. Waarom zou je voor het ene of het andere model kiezen?

Two-tier board

Het meest bekende en toegepaste bestuursmodel in Nederland is het two-tier model, ook wel dualistisch bestuursmodel genoemd. Bij dit model is een duidelijke scheiding tussen besturen en toezichthouden. Het bestuur bestuurt, heeft de dagelijkse leiding over de organisatie. De Raad van Commissarissen of Raad van Toezicht houdt toezicht op het bestuur.  

One-tier board

Bij een one-tier board is er sprake van één bestuur, waarin zowel uitvoerende bestuurders als niet-uitvoerende bestuurders zitten. Daarom wordt dit model ook wel het monistische bestuursmodel genoemd. Hierbij vervullen de niet-uitvoerende bestuurders de toezichthou-dende rol. Niet uitvoerende bestuurders moeten altijd natuurlijke personen zijn, terwijl uitvoerende bestuurders een natuurlijk persoon of een rechtspersoon mogen zijn.  

De volgende taken dienen bij de niet-uitvoerende bestuurders belegd te worden:

  • Toezicht op de taakvervulling van de uitvoerende bestuurder(s)
  • Voorzitterschap van het bestuur
  • Voordragen van kandidaten voor het bestuur
  • Vaststellen bezoldiging bestuur

Voor- en nadelen

Het verwachte voordeel van een one-tier board is dat bestuurders eerder en meer informatie krijgen dan commissarissen. Daarnaast is de verwachting dat de directe betrokkenheid van de niet-uitvoerende bestuurders groter is dan die van commissarissen omdat de niet-uitvoerende bestuurders namelijk ook verantwoordelijk zijn voor het handelen en de beslissingen van de uitvoerende bestuurders. Ook zitten de niet-uitvoerende bestuurders dichter op het organisatiebeleid, en kunnen zij direct ingrijpen in de koers en de strategie van de organisatie. En aangezien het monistisch model internationaal veel bekender is dan het two-tier model heeft dit voordelen bij bedrijven die gelieerd zijn met buitenlandse (met name Angelsaksische) vennootschappen, en bij internationale fusies en overnames.

Als grootste nadeel wordt genoemd dat er geen duidelijk onderscheid is tussen uitvoering en toezicht. Dit wordt tevens als grootste voordeel van het two-tier model ten opzichte van het one-tier model genoemd; namelijk dat bij het dualistisch model de scheiding tussen bestuur en toezicht juist heel duidelijk geregeld is. Een ander nadeel van het one-tier model is dat de niet-uitvoerende bestuurder(s) een groter risico lopen persoonlijk aansprakelijk te worden gesteld, dan een commissaris in het two-tier model.

Een ander nadeel van het one-tier board heeft te maken met de bepaling van de UBO (Ultimate Benificial Owner). In geval een pseudo-UBO worden alle statutaire bestuurder aangemerkt als pseudo UBO, dus zowel de uitvoerende als niet uitvoerende bestuurders.  

Wanneer kies je voor welk model?

In de praktijk zijn de verschillen tussen beide modellen steeds kleiner geworden. Dit wordt mede veroorzaakt doordat de eisen die aan commissarissen worden gesteld steeds hoger komen te liggen door de Corporate Governance Code. Het is daarom niet heel duidelijk aan te geven. Het is vooral verstandig om goed te bekijken welk model het beste bij de betreffende onderneming past. Wel is het denkbaar dat het one-tier model voor familiebedrijven een goede vorm kan zijn, omdat hier de afstand tot het uitvoerende bestuur minder groot is. Ook voor bedrijven die actief zijn in een snel bewegende of complexe markt kan het one-tier model een voordeel hebben.

Goede uitvoering is het allerbelangrijkst

Verder is het allerbelangrijkste bij beide modellen een goede uitvoering door de bestuurders en of commissarissen.

Is uw vraag nog niet beantwoord of hebt u behoefte aan advies, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Op welke diensten van advocaten is de Wwft van toepassing

Diensten van advocaten waarop de Wwft van toepassing is

Advies of bijstand bij:

  • het aan- of verkopen van registergoederen
  • het beheren van geld, effecten, munten, muntbiljetten, edele metalen, edelstenen of andere waarden
  • het oprichten of beheren van vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dan wel het organiseren van de inbreng die nodig is voor de oprichting, de exploitatie of het beheer daarvan
  • het aan- of verkopen van aandelen in, of het geheel of gedeeltelijk aan- of verkopen dan wel overnemen van ondernemingen, vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
  • werkzaamheden op fiscaal gebied die vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden van belastingadviseurs
  • het vestigen van een recht van hypotheek op een registergoed

De Wwft is ook van toepassing op advocaten voor zover zij optreden in naam en voor rekening van een cliënt bij enigerlei financiële transactie en onroerende zaak transactie.

Tijdelijke wet om onnodige corona-faillissementen te voorkomen

Tijdelijke wet om onnodige corona-faillissementen te voorkomen

Er is een tijdelijke wet om te voorkomen dat als gevolg van de corona-crisis ondernemingen nodeloos failliet verklaard worden. Deze nieuwe wet is op 17 december 2020 in werking getreden, en is verlengd tot 1 augustus 2021. Daarna is de wet vervallen. Hieronder licht ik in het kort toe wat de wet inhield.

Veel ondernemingen zijn door of als gevolg van de coronamaatregelen in financiële moeilijkheden gekomen en hebben moeite om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen. De diverse overheidsmaatregelen om de liquiditeitsproblemen van ondernemers te verlichten, bieden lang niet in alle gevallen voldoende soelaas. Deze ondernemingen lopen het risico failliet te worden verklaard wanneer hun schuldeisers niet willen of kunnen wachten totdat de liquiditeitsproblemen weer voorbij zijn.

Vermijdbare corona-faillissementen voorkomen

Hoofdstuk 2 van de Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV, nr. 35557 moet ervoor  zorgen dat vermijdbare faillissementen worden voorkomen. Om dat doel te bereiken, wordt de mogelijkheid geopend om de behandeling van faillissementsverzoeken die worden ingediend tegen in de kern gezonde ondernemingen, uit te stellen. De rechter kan een faillissementsverzoek voor maximaal twee maanden aanhouden. Deze termijn kan tweemaal met maximaal twee maanden worden verlengd.

Bescherming alleen voor in de kern gezonde ondernemingen

De onderneming wiens faillissement wordt aangevraagd moet wel zelf om het uitstel verzoeken en moet daarbij beknopt aannemelijk maken dat de liquiditeitsproblemen uitsluitend of hoofdzakelijk zijn veroorzaakt als gevolg van de uitbraak van COVID-19. Dit wordt vermoed het geval te wanneer de onderneming vóór de corona-uitbraak voldoende liquide middelen had om zijn opeisbare schulden te voldoen, en sinds de uitbraak een omzetverlies heeft van ten minste 20% ten opzichte van de gemiddelde omzet in drie voorgaande maanden.

Uitstel kan alleen worden verleend wanneer het vooruitzicht bestaat dat de onderneming na het uitstel zijn schuldeisers wel zal kunnen voldoen, al is het door middel van een betalingsregeling.

De rechter zal de belangen van de onderneming wiens faillissement is aangevraagd en de belangen van de schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd tegen elkaar afwegen. De belangen van die schuldeiser mogen door het uitstel niet wezenlijk of onredelijk worden geschaad.

Uitstel van betaling voor reeds opeisbare schulden

Zolang het uitstel geldt, kan de onderneming niet worden gedwongen de vordering van de schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd, te voldoen. Uitstel van de behandeling van de faillissementsaanvraag leidt dus tevens tot uitstel van betaling. Dit geldt overigens alleen voor de vorderingen die opeisbaar zijn geworden voordat het uitstel wordt verleend. De vorderingen die daarna opeisbaar worden – voor bijvoorbeeld nieuwe bestellingen of voor een nieuwe huurtermijn – moeten wel betaald worden. In het verlengde van dit betalingsuitstel kan de onderneming aan de rechter vragen dat de schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd niet zonder machtiging van de rechter goederen van de onderneming kan uitwinnen of opeisen.

De onderneming moet tijdens het uitstel overigens wel oppassen met de betaling van reeds opeisbare schulden aan andere schuldeisers. Bestaat er voor de betaling van die andere schulden geen voldoende rechtvaardiging en wordt uiteindelijk toch het faillissement uitgesproken, dan kan de curator dergelijke betalingen wellicht terugdraaien (actio pauliana) of bestuurders persoonlijk aansprakelijk stellen. Een voorbeeld van voldoende rechtvaardiging is wanneer die betalingen noodzakelijk zijn om de levering van essentiële grondstoffen te waarborgen.

Niet-betaling geen reden voor verlies van contracten

Zolang het uitstel geldt, mag de schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd de niet-betaling niet aangrijpen als grond voor de beëindiging of opschorting van de onderliggende overeenkomst. Dit is nodig om te voorkomen dat waardevolle overeenkomsten verloren gaan en de onderneming om die reden alsnog geen gelegenheid heeft de coronatijd te overleven.

Schorsing van executie en opheffing van beslag

Ook als schuldeisers van een onderneming niet het faillissement aanvragen, maar wel overgaan tot beslaglegging of tot uitwinning van een zekerheidsrecht (pandrecht of hypotheek) kan de onderneming aan de rechter vragen hier een stokje voor te steken. Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden als voor de toewijzing van een verzoek tot uitstel van de behandeling van een faillissementsverzoek.

Wil je hier meer over weten, neem dan contact met mij op. 

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.